-
1 союзники
ngener. geallieerden, geconfedereerden -
2 allied
adj. geallieerd; met elkaar verbonden[ ælajd, əlajd]♦voorbeelden:(closely) allied to • (nauw) verwant met -
3 ally
n. bondgenoot--------v. verbindenally1[ ælaj] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: allies〉1 bondgenoot ⇒ medestander, geallieerde♦voorbeelden:————————ally2[ əlaj] 〈werkwoord; allied〉♦voorbeelden: -
4 anticipate
v. verwachten; vooruitlopen op, vóór zijn[ æntissippeet]1 vóór zijn ⇒ voorkomen, ondervangen, de wind uit de zeilen nemen2 verwachten ⇒ tegemoet zien, hopen op3 een voorgevoel hebben van ⇒ voorvoelen/zien, van tevoren realiseren♦voorbeelden:2 trouble is anticipated • men rekent op/houdt rekening met moeilijkheden3 the Allies had anticipated the enemy's movements • de geallieerden hadden de vijandige troepenbewegingen voorzien -
5 the Allied Forces/Powers
the Allied Forces/Powers -
6 the Allies had anticipated the enemy's movements
English-Dutch dictionary > the Allies had anticipated the enemy's movements
-
7 the Allies
-
8 WWI
n. Eerste Wereld Oorlog, gevochten tussen 1914-1918 tussen Centrale Mogendheden en de geallieerden in Europa en het Midden Oosten -
9 WWII
n. Tweede Wereld Oorlog, oorlog tussen de Asmogendheden en de Geallieerden die begon in 1939 toen Duitsland Polen binnenviel en eindigde met de overgave van Duitsland en Japan in 1945 -
10 allié
allié [aaljee]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉2 verbonden ⇒ gelieerd, verwant♦voorbeelden:un allié • bondgenoot1. m1) geallieerde, bondgenoot [politiek]2) aanverwante [familie]2. allié (à)adj1) geallieerd -
11 coalisé
coalisé [ko.aaliezee]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉1 verenigd ⇒ verbonden, geallieerd♦voorbeelden: -
12 les Alliés
les Alliés -
13 les coalisés
les coalisés 〈m.〉de geallieerden, de bondgenoten
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Датский
- Нидерландский
- Русский
- Турецкий
- Французский